Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Doch] ziet, [27]hun goed is niet in hun hand; de [28]raad der goddelozen is verre van mij. 27. Dat is, hun welvaren is in hun macht niet, maar alleen in den genadigen zegen des Allerhoogsten. Job spreekt hier in zijn persoon, en verfoeit de ijdelheid en de goddeloosheid der ongelovige en onvrome mensen, verklarende geen gemeenschap daarmede te willen hebben. 28. Dat is, het gevoelen, voornemen en bedrijf; vergelijk Deut.32:28; boven, hfdst.10 vs.3, en hfdst.18 vs.7; Ps.1:1.